LARS OVER WIJN
LARS OVER WIJN
2011
Merlot, in Frankrijk vaak voluit merlot noir genoemd, is een van de belangrijkste blauwe kwaliteitswijndruiven ter wereld. In Nederland schijnt hij zelfs de bekendste wijndruif te zijn. En dat is niet zo vreemd als we kijken naar zijn algemene smaakkenmerken, want merlot geeft doorgaans vrij zachte, ronde wijnen, met veel smaak, maar niet teveel zuur of tannine. Merlot kan op zichzelf uitblinken, als monocépage-wijn, maar is zeker zo geliefd als onderdeel van een assemblage met meer tanninerijke druiven als cabernet sauvignon en sangiovese.
Geschiedenis
Volgens de overlevering is er in 1783 voor het eerst sprake van merlot, niet toevallig in Libourne, bij Bordeaux. Dat is relatief laat, vergeleken bij andere bekende druivenrassen als chardonnay, riesling en pinot noir, die al in de late Middeleeuwen goed beschreven waren. Zijn werkelijke oorsprong is niet helemaal duidelijk, maar door diverse ampelografen (waaronder Guy Lavignac) nemen aan dat merlot voortkomt uit de oude biturica druif, die al door Plinius maior en Columella werd beschreven als dé druif van Galia Aquitania –de Romeinse provincie die meer dan het hele zuidwesten van Frankrijk besloeg- en goed door de Romeinen zou kunnen zijn meegebracht. Door natuurlijke kruisingen met wilde druiven en andere, later geïmporteerde rassen heeft zich de familie van de Carmenets gevormd, waartoe naast merlot ook o.a. cabernet sauvginon en cabernet franc behoren. Uiteindelijk werd pas in 2009, als resultaat van DNA-onderzoek van UC Davis (University of California, Davis) en het INRA (Institut National de la recherche agronomique) in Montpellier, wetenschappelijk aangetoond wie de genetische ouders zijn van merlot: cabernet franc en magdeleine noire des Charentes. Die laatste is een zeer obscure druif met oorsprong in de Charente.
Voor de volledigheid, er bestaat ook een druif die merlot blanc heet en die is voortgekomen uit een spontane kruising van merlot en folle blanche. En nog een weetje: merlot bianco, een specialiteit uit het Zwitserse Ticino, wordt niet van merlot blanc gemaakt, maar is een witte tot rosé kleurige wijn van ‘normale’ merlot. Tot slot, merlot zou zijn vernoemd naar de vogel merel (merle in het Frans; merlot is dialect voor petit merle).
Wijnbouwaspecten
Hoe interessant de geschiedenis van een druif ook is, met de raskenmerken van merlot komen we bij wat werkelijk belangrijk is. Zoals iedere druif heeft merlot een aantal eigenschappen, die zeer bepalend zijn voor zijn teelt. Het is een druif die relatief vroeg uitloopt, waardoor hij kwetsbaar is voor voorjaarsvorst en coulure. Anderzijds is hij ook relatief vroeg rijp, in Bordeaux zo’n twee weken eerder dan cabernet sauvignon. Volrijpe merlot heeft behoorlijk grote vruchten, met een vrij dunne schil; hij heeft meer suiker (en dus potentiële alcohol), een lager zurengehalte en minder tannine dan cabernet sauvignon. Bovendien is hij door die dunne schil gevoelig voor rotting. Een en ander maakt dat het oogstmoment bij merlot zeer nauw luistert; een paar dagen te laat oogsten kan dramatische gevolgen hebben voor de balans tussen de belangrijke inhoudsstoffen van de druif, met als resultaat teveel suiker en te weinig zuren. Denis Durantou, wijnmaker op het beroemde Pomeroldomein l’Église-Clinet, over het verschil tussen merlot en cabernet sauvignon: “le merlot, c’est pour les lève-tôt et le cabernet pour les couche-tard…”
Merlot is gevoelig voor waterstress en heeft dus een voorkeur voor relatief koude bodems, die voldoende water vast houden, zoals de klei- en kalksteenbodems van Pomerol en Saint-Émilion respectievelijk. In de Médoc staat merlot zelden op de plekken met de beste drainage, zoals bovenop de croûpes; die zijn voorbehouden aan cabernet sauvignon. Enige nuance is hier wel gepast. Bodems die zelfs op het hoogtepunt van de zomer nog een beetje waterreserve hebben, zijn ideaal voor merlot, omdat deze bodems de van nature flinke groeikracht van merlot voldoende beperken, maar tegelijkertijd zorgen voor een niet te vroege rijping. Indien in de wijngaard alles klopt en op het juiste moment wordt geoogst, geeft merlot op dat soort bodems druiven met meer dan voldoende suiker, maar ook voldoende zuren, veel aromapotentieel en rijpe tannine.
Ondanks zijn wereldwijde succes, is het aantal klonen van merlot nog relatief beperkt. Bekende zijn de topkloon van Bordeaux, 181 –ook gewild in de nieuwe wijnlanden-, en andere Franse kwaliteitsklonen als 343, 346 en 347. Californië heeft een aantal eigen klonen, dankzij UC Davis. Ook onderstokken zijn natuurlijk van belang. Zij moeten passen bij de bodem waarop de merlot staat en –qua groeikracht- bij het type wijn dat de producent wil maken. In het algemeen zijn voor kwaliteitswijnen van kleibodems onderstokken als Riparia Gloire de Montpellier, 3309C en 101-14 populair. Fercal en 41B zijn zeer geschikt voor sterk kalkhoudende bodems, vanwege hun hoge resistentie tegen calciumcarbonaat.
Voorkomen
In het voorafgaande wordt vrijwel voortdurend gerefereerd aan Bordeaux en dat is niet voor niets: het is dé bakermat van grote merlotwijnen en merlot is er verreweg de meest aangeplante druif, met bijna tweeënhalf maal zoveel aanplant als cabernet sauvignon. Die populariteit is trouwens –zelfs in Bordeaux- van vrij recente datum en daarbij spelen twee oorzaken een duidelijke rol: 1. de vorstschade van 1956, waarna de aanplant van de vroegrijpe en snel bruikbare merlot een vlucht nam, en 2. de toenemende voorkeur voor wijnen die sneller drinkbaar waren. In de jaren ’60 nam merlot het stokje over van cabernet sauvignon als meest aangeplante blauwe druif en sindsdien heeft hij zijn leidende positie in Bordeaux alleen maar verstevigd. In de jaren ’80 en ’90 heeft merlot ook andere delen van Frankrijk veroverd, zoals de Languedoc, waardoor merlot de derde druif van het land werd. Zo’n beetje alle wijnlanden ter wereld hebben merlot inmiddels omarmd, van de Balkanlanden tot de wijnlanden van de Nieuwe Wereld.
Een aantal eigenaardigheden is vermeldenswaard in deze. Zo is het ‘succes’ van merlot in Italië van veel oudere datum; in het noordoosten staat al een ruime eeuw aanzienlijk veel merlot aangeplant, lang kriskras door elkaar met cabernet franc en carmenère (jawel!). De verwarring van merlot met carmenère is natuurlijk ook iets dat lange tijd het geval was in Chili. En in de VS is de populariteit van merlot na het uitkomen van de film Sideways in 2004 tijdelijk behoorlijk gedaald. Voor wie het zich herinnert, hoofdpersoon Miles, zelf verklaard pinot-noir-liefhebber, zegt op een bepaald moment: “No, if anyone orders Merlot, I'm leaving. I am NOT drinking any fucking Merlot!”.
Vinificatie en wijn
Terug naar belangrijkere zaken: merlot in de kelder. Wat een producent met zijn merlotdruiven kan doen, hangt natuurlijk af van de kwaliteit van de oogst en de rijpheid van de druiven. Een goede producent weet altijd wat hij of zij voor ogen heeft. Om Pomerol als voorbeeld te houden, veel producenten daar menen dat relatief vroeg oogsten wijnen geeft met voldoende inhoud om te ouderen maar vooral ook met de frisheid om dat op elegante wijze te doen. Die wijnen worden van oudsher vergist in betonnen vaten, waarbij de vergisting zelf zo’n tien dagen duurt en het schilcontact slechts een dikke week langer; geen extreme extractie van fenolische bestanddelen dus. De wijn rijpt daarna gedurende 18 maanden in barriques, waarvan niet alle nieuw zijn. Aan het andere uiteinde van het spectrum staan producenten die later oogsten en soms wat overrijpe druiven direct vergisten in nieuwe barriques. Deze vinification intégrale en barrique neuve is een recente en dure vinificatiemethode, die niet alleen zorgt voor een optimale integratie van de aromastoffen van het nieuwe hout in de wijn, maar ook voor behoud van de primaire aromastoffen van de druif. De maceratieperiode is bij deze wijnen veel langer, tot wel veertig dagen, waardoor de tannine-extractie groter is; vandaar dat deze methode alleen goede resultaten geeft in het geval van fenolisch optimaal rijpe druiven.
Het moge duidelijk zijn dat de specifieke herkomst en de opvoeding van merlot van grote invloed is op de geur en smaak van zijn wijnen. Maar om een grove typering niet uit de weg te gaan: in het algemeen ruiken merlotwijnen aangenaam fruitig, naar kersen, frambozen, bramen en pruimen (in verse en soms meer gekonfijte vorm). Andere aroma’s zijn die van viooltjes, zoete specerijen en, met ouderen, leer en truffel. Hun smaak is doorgaans rond en vrij zacht, soms fluwelig, met een vaak vlezige, relatief zachte tannine en milde zuren.
Voorbeelden uitgelicht
Bij het kiezen van concrete voorbeelden, ligt het voor de hand om voor het ‘archetype merlot’ naar Pomerol te kijken. En dan naar twee wijnen die van een vergelijkbaar terroir stammen, met stenige kleibodems op dieper gelegen ijzerhoudende zandsteen (crasse de fer). Een wijn als La Fleur-Pétrus 2001 is geen heel grote wijn –daarvoor was het jaar sowieso niet goed genoeg- maar wel een wijn die een bepaalde stijl merlot en zeker Pomerol typeert. Het is een behoorlijk ontwikkelde, aardse wijn, met pruimenfruit, wat grafiet- en truffeltonen, voldoende geconcentreerd maar zeker niet dik. Hoe anders wordt het als Le Bon Pasteur 2001 er naast komt te staan. Hoewel dit mooie domein op steenworp afstand ligt van La Fleur-Pétrus, is de stijl totaal anders. Dit is dé wijn van Michel Rolland, kind van Pomerol maar allang wereldwijd beroemd (en soms beschimpt) als consultant. Rolland weet alles van merlot en heeft zijn eigen visie; merlot moet optimaal rijp zijn en kan zonder probleem gevinifieerd worden in nieuwe barriques. Resultaat is een dijk van een wijn, bijna ondoorzichtig van kleur, met jamachtig zwart fruit, kruidige en geroosterde houttonen (munt en koffie) en een wat drogende finale waarin wat bittere chocolade te proeven is.
De stijl van Rolland doet hoe dan ook –zonder enige diskwalificatie- wat meer aan de duurdere merlotwijnen uit de Nieuwe Wijnwereld denken. Ook die worden veelal getypeerd door zwoele kracht. In veel warmere klimaten dan dat van Pomerol wordt merlot al snel zeer rijp, waardoor de wijnen (nog) meer alcohol hebben en minder zuren. Feitelijk is merlot daarom ook daar vaak minder geschikt voor zeer hoogwaardige mono-cépagewijnen. Uitzonderingen zijn er natuurlijk wel, zoals in het Cabernet Kingdom Napa Valley in de VS bijvoorbeeld, waar Duckhorn Vineyards al sinds eind ‘70er jaren een voorvechter is van merlot. Hun ‘Estate Grown’ Merlot en Three Palms Vineyard Merlot zijn cultwijnen. Die laatste komt van een goed drainerende, zeer warme en stenige bodem die zo arm is, dat de merlotdruiven er klein en compact blijven, waardoor de wijnen toch een goede balans hebben.
Een paar laatste voorbeelden komen uit Italië. Misschien vreemd, want het is zeker niet de eerste druif die in gedachten opkomt bij dat land, maar Italië heeft een aparte band met merlot. Het is de meest aangeplante blauwe druif van Veneto en Friuli-Venezia Giulia, maar heeft in de jaren ’90 ook een enorme vlucht genomen in Toscane, Umbrië, Marche en Sicilië. Vooral in Toscane is men gevallen voor zijn charmes. Aanvankelijk was merlot er ook hier vooral om wijnen die gebaseerd zijn op sangiovese, zoals Chianti Classico, of cabernet sauvignon, zoals bepaalde Bolgheri, mooi afronden. Later werd merlot in purezza, dus als mono-cépagewijn, populair, met als meest succesvolle voorbeelden Messorio van Le Macchiole, Masseto van Tenuta Ornellaia en de ongelooflijke Redigaffi van Tua Rita, die al eens 100 punten kreeg van Robert Parker. Die laatste wijn is een totaal unieke expressie van merlot (en zijn terroir): zeer geconcentreerd, gebrand en likeurachtig qua fruit, maar toch o zo puur, met een enorme lengte.
Ondanks de successen zijn er ook kritische geluiden te horen. Een bekend oenoloog als Lorenzo Landi is niet de enige die vindt dat het de laatste jaren duidelijk is geworden dat Toscane te warm is voor merlot en dat er zonder nadenken veel te veel is aangeplant. Sommige producenten keren terug naar de traditionele bijrassen van Chianti, zoals malvasia nera en canaiolo, ten koste van merlot. Totdat er weer een jaar als 2002 komt, dan weten ze waarschijnlijk niet hoe snel ze merlot moeten bijmengen om een drinkbare wijn te krijgen. Dat is deels het lot van de druif die merlot heet, de ideale assemblagedruif.
Lars Daniëls MV.
Op zoek naar de basis, de druif. Deel 1: merlot
1 augustus 2011
Wijn wordt gemaakt van druiven die hoofdzakelijk tot de soort Vitis Vinifera behoren. De specifieke druivenrassen van die soort bepalen, samen met de natuurlijke omstandigheden van de herkomst (terroir) en de invloed van de wijnmaker, hoe de uiteindelijke wijn smaakt. De kennis van de druivenrassen heet ampelografie en is de laatste decennia een steeds belangrijker onderdeel van de oenologie geworden. Perswijn zet in een serie van acht delen de belangrijkste druivenrassen op een rij.
In deel 1: merlot.